Het voorstel is in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel zoals neergelegd in artikel 5, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU). In afwachting van een gemeenschappelijk en gecoördineerd optreden op Unieniveau om het vennootschapsbelastingstelsel te hervormen zodat ook digitale activiteiten van bedrijven eronder vallen, kunnen de lidstaten unilateraal tijdelijke maatregelen nemen om de problematiek van de belastingheffing van bedrijven in de digitale economie aan te pakken. Sommige lidstaten hebben al dergelijke maatregelen, die zeer sterk van elkaar kunnen verschillen, ingevoerd of zijn dat van plan. Een optreden van de EU is dan ook noodzakelijk om versnippering van de eengemaakte markt tegen te gaan en te verhinderen dat concurrentieverstoringen binnen de Unie worden gecreëerd als gevolg van dergelijke uiteenlopende unilaterale maatregelen op nationaal niveau. Bovendien leidt een EU-oplossing, meer dan verschillende nationale beleidsmaatregelen, tot een lastenverlichting voor de bedrijven die de nieuwe regels moeten naleven, en geeft zo'n oplossing ook een sterk teken aan de internationale gemeenschap dat het de EU ernst is met eerlijke belastingheffing van de digitale economie.